Men schrijft ons uit Haarlem:
De Chineesche schilder-teekenaar Yoe San-yoe bleef tot nog toe ten onzent onbekend. Sinds 1921 woont hij te Parijs, waar hij ook wel tentoongesteld heeft. Zijn eerste lessen kreeg hij van zijn vader, zelf een schilder. Daarna ontwikkelde hij zich autodidactisch. Twee jaar werkte hij nog in Japan, vervolgens vertrok hij, twintig jaar oud, naar Parijs, waar hij zich vestigde.
Deze eerste tentoonstelling van zijn werk in Nederland bevat enkele schilderijen en een dertigtal bladen, teekeningen, linoleumsneden en droge naalden. Figuur is hoofdzaak. In zijn penseel-teekeningen van naakt bepaalt hij zich tot de omtrekken, in zijn geschilderde figuren en dieren (paarden, een kat, een tijger) tot het opvullen van omtrekken met haast of heelemaal niet genuanceerde, vlakke kleur, een primitieve werkwijze. Van schilderen in onzen zin, heeft zij weinig.
Het contour-teekenen van naakt lijkt op dat van Matisse. Enkele golvende lijnen, zonder onderbreking, dun aanvangend, breeder wordend — het zijn penseelteekeningen — en weer dun uitvloeiend. Evenmin academisch als nauwkeurig beschrijvend. Maar wel expressief zijn de omtrekken van lichaam en ledematen, minder de extremiteiten. Handen en voeten worden vermeden of zijn uiterst zwak, ternauwernood geschetst; de koppen zijn aangeduid met wenkbrauwlijnen, strepen voor de lippen, vlekken voor de oogen enz. Er is trouwens dikwijls een aanduiden en niet verder komen. Opzetten, neergeworpen, maar geen verder en zeker geen volledig uitwerken.
De inleiding in den catalogus noemt zijn laatste werk weer volkomen Chineesch, met geringen Europeeschen invloed. Mij dunkt, dat het dikwijls summier aandoende van dit werk weinig kenmerkends heeft voor een typisch eigen Chineesche werkwijze. Het volstrekte, ook ambachtelijk zoo volkomen verantwoorde meesterschap der Chineezen mis ik hier eerder dan dat ik het herken of terugvind. Vooral het schilderwerk is tenslotte nogal oppervlakkig, de niet mooie kleur droog, de combinatie van kleuren zeker niet altijd gelukkig.
De manier is anders in een stilleven van een mand met bloemen o. a. wel merkwaardig, in technisch opzicht. De bloemen werden in plekken rose kleur opgezet, vervolgens daarin met een puntig voorwerp, vermoedelijk den achterkant van het penseel, meer of minder hard gekrast, waardoor de witte grondlaag als “teekening” zichtbaar wordt. Het aspect is een beetje nonchalant quasi-primitief.
Met minder stug materiaal is San-yoe gelukkiger. Zijn kleine bladen, vooral de aquarelteekeningen, hebben een fijnheid van met lichte hand sierlijk luchtig geschreven, als om de contouren heen spelende lijntjes, een waarlijk wel Chineesch schrift, en de kleur, waarvoor een enkele maal pastel is gebruikt, is adem-luchtig. Met zulk vlinderachtig spelen van het penseel zijn eenige paardjes geteekend. Ook noem ik een Chineesch landschap, een aquarel, wolkig gewasschen, met veel blank van het gespaarde papier. Aan het kostelijke Chineesche papier is San-yoe trouw gebleven; zijn subtiele mise-en-page weet er een artistieke waarde van te maken. De kleine droge-naald-teekeningen van liggend naakt en eenige linoleumsneden, stilleven-miniaturen, nog sterker hebben een ras-fijne lineatuur. Een strikte uitdrukking is bereikt met alleen de onmisbare, de hoogst noodige witte lijnen en lijntjes op een egaal zwart vlak.