Wie zich niet door het werk van Yu Sanyu laat inpalmen, moet wel een echte kniesoor zijn. Want zijn lichte zwier, zijn verfijnde kleur scheppen een charme, die moeilijk te weerstaan is. De jonge Chineesche schilder Sanyu, die sedert 1921 in Parijs woont, heeft in zijn kunst de erfenis van zijn voorvaderen met vreugde aanvaard, maar daarbij, op zijn wijze, eveneens geprofiteerd van sommige nieuwe Europeesche opvattingen. Hij exposeert nu voor het eerst zijn werk in Nederland en daarom is het nuttig, dat Johan Franco in de catalogus eenige biografische bijzonderheden omtrent dezen voor ons onbekenden schilder, vermeldt. Wij vernemen dat Sanyu op 14 October 1901 te Szechwan in China geboren werd. Op twaalfjarigen leeftijd ontving hij reeds van zijn vader, die zelf schilder was, de eerste lessen in teekenen en schilderen. Later heeft hij zichzelf verder bekwaamd en geen andere leermeesters gehad..
Nadat hij twee jaar in Japan geweest was, kwam hij met een vrijwel Europeesche werkwijze in 1921 naar Parijs, waar hij, met onderbreking van een reis naar zijn vaderland en een tweejarig verblijf te Berlijn, sedert dien tijd woont.
Vervolgens wijdt Franco eenige regels aan zijn kunst en zoo lezen wij: “Naar gelang Sanyu werkte en dieper op de dingen inging, vond hij zijn raseigenaardigheden als nieuwe waarheden terug. Zijn tegenwoordig werk is dus weer volkomen Chineesch met een geringen Europeeschen invloed”.
Wij weten niet hoe ver Sanyu vroeger van het Chineesche pad is afgedwaald, maar aan het tegenwoordige werk kunnen wij vaststellen, dat Franco wel wat al te boud spreekt, nu hij dien Europeeschen invloed slechts “gering” noemt. Sanyu’s visie is stellig niet geheel Chineesch gebleven. Vrouwenfiguren met zulke zware heupen, zooals hij ze afbeeldt, toonen duidelijk, dat hij bij de zienswijze der moderne Europeanen te gast geweest is.
In een schilderij als “Het naakt op grijs tapijt met vogels” verrijst zelfs een schim van Matisse’s geest. Maar zulke invloeden komen vooral bij jonge kunstenaren veelvuldig voor en daarom, wij kunnen er geen bezwaar in zien, dat ook een Chinees, die zijn kunst vernieuwen wil, niet alleen bouwt op de beginselen van zijn voorvaderen, maar eveneens zich verfrischt aan de opvattingen van zijn tijd, mits dit alles zijn werk beter maakt en zijn persoonlijkheid niet te loor doet gaan. De een zoekt de vernieuwing hier, de ander daar, maar met de bakermat van de moderne kunst deed Sanyu geen slechte keuze. Als wij zijn werk nog eens goed voor oogen stellen, kunnen wij moeilijk aannemen, dat de fijne Fransche sfeer zijn gevoelig karakter geschaad heeft of schaden zal. Trouwens zijn streven naar het decoratieve, de sierlijke, gave lijn en de uiterst verfijnde tinten, daar zit “cultuur” in en die is te diep geworteld om zich op den duur te laten verdringen. Treffend zijn vaak die simpele kleuren, als de ongerepte blankheid en het maagdelijke roze. Wij vinden het in dit naaktfiguur, dat elegant ligt uitgestrekt op het grijze tapijt en het blanke kussen, het is alles doordrongen van een spiritueelen geest. Het detail “de vogels” brengt hierin een grappig intermezzo, dat voldoende ondergeschikt blijft aan ‘t geheel en waarbij de echte Chinees om den hoek komt kijken. Van het “Liggend naakt op groen tapijt” mogen we in hoofdzaak hetzelfde zeggen, alleen zijn hierin uiteraard de vormen grooter en ook heeft de schilder zich, in het combineeren van de kleuren, nog strenger op diëet gesteld! Al zijn wij niet zooals Franco, ontsteld door zijn soberheld, een feit is dat Sanyu met weinig middelen veel weet te bereiken. Een goed voorbeeld geeft daarvan het katje. Dat is, bij den eersten oogopslag niet veel meer dan een rozeachtige vlek, maar die bij nadere beschouwing al heel raak het nonchalant liggende diertje weergeeft, terwijl het verlangend speurt naar het hupsche klosje. Zoo duurt voor den bezoeker de kennismaking dit keer wellicht wat langer, dan hij in andere gevallen gewend is. Het lijken dikwijls maar kleinigheden, die deze kunst een typisch accent geven, zooals in het “Naakt op het groen tapijt” die aardige ronde teentjes, die zoo geestig onder het zacht steunende lichaam uitkijken. Wie zulke bijzaken niet opmerkt, zal maar half van Sanyu’s geest genieten. Mischien blijft voor sommigen Sanyu even onleesbaar als de Chineesche teekens, want de manier waarop deze schilder vooral met de olieverf omgaat, heeft niets gemeen met de Hollandsche traditie. Geen zwaren toets, geen gedegen geschilderde tafereelen en evenmin een breede dramatische voordracht. De figuren drijven dikwijls als vluchtige verschijningen op haar fond en het is of de schilder zijn kunstzinnig spel alleen om eigen zwier beoefent. Dien indruk krijgen wij ook van zijn triptiek “Paarden”, die als pièce de milieu fungeert. Een schouwspel vol bewegelijkheid, maar toch, bezien wij de lustige viervoeters een oogenblik uitsluitend als motieven, dan bemerken we, dat hun grillig rhythme voldoende getemperd wordt door de rustige golving in den rozen en witten achtergrond. Maar intusschen zullen wij ons ook vermaken met de dwaze en fraaie sprongen, waartoe de vrijheid, het malsche gras en de versche klaver het edele ros inspireeren. Met grappige bokkesprongen steigeren en dartelen zij om elkander heen, een schimmel staat koddig-verbaasd toe te kijken en wat een vaart schuilt er in het zwart en witte paard, dat plotseling voorbij rent. Franco’s definitie “samengedrongen beweging” zou daarbij bepaald houterig en benauwd klinken. Maar wat de aard van deze triptiek betreft kan de inleider gerust zijn, want deze is op en top Chineesch. In dierenfiguren toont Sanyu zich meestal nationaal gezind. Dat bewijst ook het kleine gekleurde penteekeningetje naar een paard, dat tot den sprong gereed staat, en niet minder de linoleumsnede naar een panter, die opmerkzaam, tusschen loeren en kijken, zijn oogen den kost geeft. Een groen fantastisch paardje, dat in weinige oogenblikken uit het rappe penseel gevloeid moet zijn, zou ons ook zonder biografie doen gelooven, dat bij den vervaardiger het vak van vader op zoon is overgegaan. Ook de teekeningen in de map en de kleine subtiele etsjes toonen, dat de kunst Sanyu in het bloed zit. Johan Franco hoopt dat deze eerste kennismaking den Nederlanders sympathiek zal zijn en wij kunnen niet anders dan dezen wensch voor beide partijen beamen.
In een der kleinere vertrekken hangt een aantal werken, voornamelijk etsen, van Jan Toorop. Arbeid uit zijn jongen tijd, toen de kunstenaar nog onbevangen tegenover het leven en zijn kunst stond. Wij zullen hierin de fijne ontvankelijkheid, het zuivere van den jeugdigen Toorop waardeeren. Als bijzonderheid vermelden wij het karakteristieke portretje, dat Toorop destijds van Degouve de Nuncques gemaakt heeft.