Men schrijft ons uit Amsterdam:
De te Parijs werkende Chineesche schilder Yoe San-yoe (hij signeert Sanyu) exposeert hier vooral stilleven. Daarin is hij zelfstandiger, meer eigen, door zijn ras bepaald gebleven dan in zijn schilderen en teekenen van figuur (naakt), onder Parijsche invloeden, vooral van Picasso en Matisse, die gemakkelijk geassimileerd maar niet verwerkt lijken. Een fauvesk procédé van golvende omtreklijnen, dun aanvangend, breeder wordend en weer dunner uitvloeiend. Koppen, handen en voeten zijn zwak, aangeduid, ternauwernood en soms bepaald machteloos geschetst of althans zorgeloos. Bizarre verhoudingen en houdingen. Eigenlijk is het om te glimlachen naïef, dat deze afstammeling van een volk van zoo weargalooze pictureele cultuur zich heeft laten fascineeren en domineeren door voorbeelden, die hem in dezen totaal vreemd moeten zijn. Of is het de betrekkelijke gemakkelijkheid, waarmee Oosterlingen Westersche manieren en manierismen imiteeren, heeft het luchtige spel van een spoedig aangenomen schijn hem verleid? Moeilijk maakt hij het zich zeker niet. Alles wat hij doet, heeft iets van een spel en daarvan ook de charme. Het weinige is waarlijk delicaat. De bekoring duurt mogelijk niet langer dan een oogenblik.
Er is een fijne smaak, een aangeboren zin voor wat een vlak als waarde beteekenen kan; er is de gratie van het bijna-niets, het gemakkelijk afstand doen van de krachten der kleur. Toch allemaal haast negatieve kwaliteiten in dit geval. Waarmede ik bedoel, dat zij kwaliteiten schijnen, maar niet zijn, doordat zij bij ontstentenis van positieve, dragende, stuwende of dwingende krachten meer treffen dan zij anders zouden doen. De waarde van zulk werk is die van een artisticiteit, die gemakkelijk ontstaat uit de aanraking van twee culturen. Wat bleef, op den duur, van de eerste verrassingen, die Foesjita, de Japanner die Fransch werd, ons bereidde?
Maar het lijkt mij toch toe — ik heb al eens eerder een tentoonstelling van Sanyoe’s werk gezien, toen figuur hoofdzaak was —, dat hij zich en wat er van een Chineesch schilder in hem leeft hervindt in het stilleven en in het stilleven-achtig decoratief opgevatte naakt, dat niet als lichaam doch als “figuur” en motief met een vlakvullende, decoratieve functie behandeld wordt. Stelling in het vlak, keuze en stelling van de weinige, vlak gehouden kleuren (wit, zwart, rose) en de op de kleurvlakken teekenend geschreven, graciel levend bewegende omtrekken tenslotte de hoogst eigenaardige en persoonlijke verfbehandeling, die de materie zoo veel mogelijk van hare eigenschappen en mogelijkheden schijnt te willen ontdoen, leiden dan tot een picturaal resultaat, dat zeker weinig van een gemeenplaats heeft.
[Translation]
Art Gallery Van Lier
Yoe San-yoe
We received this report from Amsterdam:
The Chinese painter Yoe San-yoe (he signs his work Sanyu), working in Paris, is especially exhibiting still lives here. In this he has remained more self-reliant, more himself, determined by his race, than in his paintings and drawings of figures (nudes) under Parisian influences, especially of Picasso and Matisse, which seem easily assimilated but not absorbed. A fauvist procedure of undulating contours, starting thin, widening indicated, barely and sometimes impotently sketched, or at least carelessly. Bizarre proportions and postures. It is really so naïve that it makes one smile that this descendent of a people which has such a peerless pictorial culture has become fascinated and dominated by examples which he must find totally strange. Or is it the relative ease with which Orientals imitate Western manners and mannerisms, has the light play of a quickly acquired appearance seduced him? He certainly does not make things difficult for himself. Everything he does has something plaful and thus also the charm of it. What little there is, is truly delicate. The enchantment possibly does not last longer than a moment.
There is the exquisite taste, an inborn sense for what value a space has; there is the grace of almost nothing, the easy relinquishing of the power of color. Yet these are almost negative qualities in this case. By this I mean that they seem to be qualities, but they are not, because in the absence of positive, supporting, driving or compelling forces, they affect more than they otherwise would. The value of such work is that of artistry, which easily comes into being when two cultures meet. What did eventually remain of the first surprises which Fujita, the Japanese who turned French, sprung on us?
Yet it seems to me – I have seen an exhibition of Sanyu’s work before, in which figures were the main subject – that he is again finding himself and what lives in him as a Chinese painter in the still lives and in the decoratively used nude, which is not treated as a body but as a “figure” and a motif with a filling, decorative function. Spatial positioning, choice and positioning of the few, flat colors (white, black, pink) and the gracefully moving contours drawn on the colored areas, finally, the most curious and personal way of handling the paint, which seems to want to strip the material as much as possible of its qualities and possibilities, lead to a pictorial result which certainly has little of a cliché.