文獻


Na Foujita, die uit het land van de rijzende zon tot ons kwam, is thans een schilder uit het hemelsche rijk afgestapt in de kunstzaal Van Lier. Toen Sanyu twaalf jaar oud was, gaf zijn vader, zelf schilder, hem de eerste teeken — en schilderlessen. Later bekwaamde hij zichzelf, zonder andere leermeesters. Na een verblijf van twee jaar in Japan, kwam hij in 1921 naar Parijs, waar hij, met onderbreking van een reis naar zijn vaderland en een twee-jarig verblijf te Berlijn, tot op heden woont en werkt.

De Oosterlingen eeren niet alleen hun ouders maar ook de kunstenaars, die zij als voorgangers erkennen, hooger dan de Westerlingen. Zoo moet een Japansch Cézanne-vereerder op zijn pelgrimage in het avondland eens den drempel der woning van den meester te Aix-en-Provence gekust hebben!

De natuur was niet de eenige leermeesteresse van Sanyu’s kunst! De schilderijen van “fauves” als Henri Matisse en Raoul Dufy waren de professoren, die hij als verwanten koos. Wellicht vond hij er iets van de rijke tradities der kunst van zijn eigen land voortgezet in terug. Zij mogen hem opgewekt hebben een kunst te maken, volgens zichzelf, volgens den aard van zijn ras en den geest van onzen tijd.

Sanyu’s werk is decoratief vlak en niet gemodelleerd: zonder tegenstellingen van licht en donker. Men zou een groot deel dezer meestal in verzilverde lijsten geëncadreerde schilderijen arrangementen in zwart, wit en rose kunnen noemen. De eentonigheid van dezen drieklank wordt te weinig verbroken, dan dat men mogelijkheden eener ontwikkeling van dit zichzelf herhalende talent zou kunnen zien.

De verhouding tot de natuur schijnt tamelijk koel. De bladeren op zijn bloemstukken zijn bijv, op een enkele uitzondering na altijd zwart of grijs; de bloemen rose en de fond wit als op oude fresco’s, of zwart. Sanyu mag zichzelf als een fantast zijn voorgekomen, toen hij op enkele zijner bloem — en vruchtenstukken ook nog het geel van een vogeltje of wat groen en blauw toeliet!

Het werk bestaat verder uit dierstukken: van een rose katje of een gelen panter, waar oogen, snoet of strepen met den penseelstok zijn ingekrast in de witte fond. Op een ander stuk teekent een grazend paardje zich met witte verfcontouren af op een zwarten grond. Aan oude Chineesche kamerschermen herinnert een tryptiek met witte, rood — en zwartbonte, bruine en zwarte paardjes, gaand, grazend, op den rug dartelend, steigerend, met de pooten achteruitslaand of galoppeerend op een wit en rose gestreepten achtergrond, zonder horizon als op alle Chineesche landschappen. Sanyu’s naakten prikkelen wellicht het sterkst den kunstzin.

In het grafiekzaaltje toont hij dan nog aquarellen, teekeningen, linoleumsneden en droge naaldetsen. Drie zijner etsen versieren de door Liang Tsong Tai, uit het Chineesch in het Fransch vertaalde verzen van T’ao Ts’ien. Over ‘t algemeen zijn deze grafische werken beter in ‘t materiaal gedacht dan de schilderijen. Hoewel de in het aniline-achtige trekkende giftige kleur der aquarellen minder zuiver is.

In een paar kinderkopjes dreef Sanyu de kunst van het weglaten, wel te ver. Men kan toch niet aannemen, dat hij alleen éénoogige modellen had! Op een paar in ‘t verkort opgenomen naakten met mastodontische voeten als op slechte foto’s, ging Sanyu in tegen z’n eigen stijl, die anders nooit diepte of perspectief geeft.

more